GEDICHT
1 Jezus zei niet tot zijn apostelen, trek de jassen uit, laat ons worstelen. Jezus sprak echter wel fel over de hemel en over de hel. 2 Wij hebben de mensen verkondigd, dat wie zegt dat hij nooit heeft gezondigd, God dan een leugenaar noemt en zichzelf afsluit en verdoemt. 3 Al konden zij de hele wereld verwerven, alle mensen zullen zeker ooit sterven. Soms denkt iemand op de goede weg te staan, maar blijkt die naar de dood te gaan. 4 Al hebben de mensen nog zoveel geleerd, toch hebben ze zich allen van God afgekeerd en zijn met elkaar de verkeerde weg opgegaan. Laat ons daarom het goede nieuws verstaan! 5 God had al een Man aangewezen om ons later het oordeel voor te lezen. Dat kon God aan iedereen garanderen, toen Jezus uit de dood kon terugkeren. 6 Vertrouw je nu toe aan Gods Zoon zo ontvang je niet het harde loon, want dan zijn je zonden vergeven, in plaats van straf volgt eeuwig leven, 7 Wij verkondigen niet meer onszelf dus, maar onze grote God en Redder, Jezus Christus. Verlaat nu toch uw goddeloze wegen en ontvang zijn overvloedige zegen. 8 Wij vertellen u over Christus, Die voor ons aan een kruis gestorven is. Door Jezus herstelde God Zijn relatie met ons, want die was helemaal mis. 9 Gods Zoon maakte het weer goed: Hij gaf Zijn leven en Zijn bloed Alles wat wij hebben misdaan is daardoor voor altijd weggedaan. 10 Kus Gods uniekgeboren Zoon, en vermijd zo Gods eeuwige toorn. Gelukkig kwam Jezus niet oordelen, maar voor het redden van velen. 11 Door het aanroepen van de Heer, komen wij tot Hem weer. Wie aan de Heer geloof wil geven, ontvangt daardoor eeuwig leven! 12 Iedereen maakt, zo hij dàt doet, het nu met God weer goed. Jezus Christus heeft ons opgedragen u dat met aandrang te vragen. 13 Sommigen wijzen dit af, anderen wachten tot het graf. Stel dit zeker niet uit, neem nu uw besluit! 14 Dan volgt er geen helse pijniging, voor alle zonden geeft God reiniging. Nu moeten wij Gods nabijheid niet meer missen, en leert Gods unieke Zoon ons mensen vissen. |